U bent hier: Home - Taken - Bodemsanering - Machinaal graafwerk - Onveiligheid

Printvriendelijke versie


Onveiligheid


Tijdens het graven rond elektriciteits- en gasleidingen is er kans op elektrocutie of brand / explosie, doordat leidingen worden kapot getrokken of doorgesneden. Een brand / explosie kan ook optreden door het vrijkomen van brandbare vloeistoffen of dampen. Tijdens het graven kan de machine wegglijden of kantelen, bijvoorbeeld door het instorten van de rand van de sleuf of put, waardoor de machinist of andere werknemers bekneld of bedolven kunnen raken. Bij ontgraven van waterbodems kan kantelen of wegglijden leiden tot verdrinken van de machinist. Bij het graven langs een weg is er kans op een aanrijding met weggebruikers. Werknemers kunnen worden geraakt met de bak of graafarm of door uit de bak vallende materialen of bekneld raken tussen de draaiende graafmachine en obstakels. Bij graafwerk onder bebouwing kan die bebouwing wegzakken of instorten waardoor de machinist bekneld kan raken.


Te nemen maatregelen:

Bronmaatregelen
  • Tref maatregelen conform de van toepassing zijnde veiligheidsklasse. De volgende klassen worden onderscheiden: de basisklasse; 3 veiligheidsklassen met betrekking tot giftigheid (1T, 2T en 3T); 2 veiligheidsklassen met betrekking tot brand / explosie (1F, 2F) (zie CROW-publicatie 132: “Werken in of met verontreinigde grond”).
  • Zorg bij werken waarop een veiligheidsklasse van toepassing is, voor het opstellen van een V&G-plan / plan van aanpak afgestemd op de van toepassing zijnde klasse en voer het werk conform dit plan van aanpak uit.
  • Zorg dat een logboek op het werk aanwezig is en dat het wordt bijgehouden (voor op te nemen gegevens zie CROW-132).
  • Binnen de verontreinigde zone mag niet worden gewerkt door jeugdigen (beneden 18 jaar), zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven en door personen die niet beschikken over een geldige medische geschiktheidsverklaring.
  • Bij werken vallend in een T- of F-klasse dienen werknemers voor aanvang van de werkzaamheden te zijn gekeurd volgens het ‘Protocol arbeidsgezondheidskundig onderzoek’ (zie CROW publicatie 132).
  • Leidinggevenden op saneringsprojecten dienen de opleiding tot Deskundige Leidinggevende Projecten (DLP) te hebben gevolgd.
  • Zorg voor aanwezig zijn van deskundige begeleiding (zie ook CROW publicatie 132): bij 1F MVK en bij 2F HVK en waar nodig andere deskundigen zoals arbeidshygiënist of bedrijfsarts.
  • Bij werken vallend in een T-klasse dienen cabines van het materieel dat continu in de verontreinigde zone verblijft te zijn voorzien van een cabine met een overdrukfilterinstallatie met klimaatbeheersing en telecommunicatieapparatuur. Voor de klasse 3T geldt dat ook voor het transportmaterieel.
  • In specifieke situaties kunnen andere voorschriften of regelgeving van toepassing zijn zoals bij werken in besloten ruimten. In voorkomende gevallen moet daarmee rekening worden gehouden.
  • Zorg bij veiligheidsklasse F voor het aanwezig zijn van meetapparatuur om dampconcentraties te kunnen bepalen.
  • Plaats een vonkenvanger op de uitlaat van materieel om te voorkomen dat vonken een explosie kunnen veroorzaken (verplicht op werken vallend in klasse 1F en 2F).
  • Materieel voorzien van achteruitrijdbeveiliging.
  • Plaats stempels, sleufbekisting of breng damwanden aan indien er kans is op instorting van de put of sleuf.
  • Plaats randbeveiliging of laat een eventuele damwand 1 m boven het maaiveld uitsteken.
  • Zorg voor aanwezig zijn van gekeurd gereedschap en materieel.
  • Controleer door opvragen KLIC-informatie de aanwezigheid van gas-, elektra- en waterleidingen.
  • Leidingen afkoppelen of spanningsvrij maken.
  • Bevorder de samenwerking tussen machinisten en andere werknemers door hand- en armseinen via vast patroon.
  • Zorg voor goede voorzieningen in het kader van de bedrijfshulpverlening (onder meer brandblussers (minimaal 6 kg) en EHBO-voorzieningen) en plaats reddingsgordels bij werk langs het water.
  • Op het werk dient ten minste één gediplomeerde bedrijfshulpverlener aanwezig te zijn.
  • Zorg voor de vereiste voorlichting en onderricht van werknemers, afgestemd op de van toepassing zijnde veiligheidsklasse (voor inhoud zie CROW-publicatie 132). Op werken waarop een F-klasse van toepassing is dienen de werknemers voorlichting en onderricht te hebben ontvangen in het gebruik van blusmiddelen. Houd hierbij rekening met anderstaligen.
  • Bepaal aan de hand van het Stroomschema ‘Veilig ontgraven’ (behorend bij CROW 335 Werken met stabiele grond) of het talud werkbaar is, zodat ontgraven veilig kan gebeuren.

Collectieve maatregelen
  • Veilige werkplek (verkeersafzettingen, stempelen sleuf / put en dergelijke).
  • Plaats geen materialen op de rand van de put of sleuf en zorg ervoor dat materieel voldoende afstand houdt tot de rand.
  • De verontreinigde zone moet duidelijk worden gemarkeerd.
  • Zorg voor voldoende ventilatie / afvoer van dampen indien brandbare of toxische stoffen kunnen vrijkomen.
  • Bij hoge concentraties het werk zo nodig uitstellen totdat de klimaatcondities gunstiger zijn (lagere temperatuur; meer wind).
  • Bij veiligheidsklasse F dampconcentraties continu meten.
  • Op werken waar sprake is van een concentratie brandgevaarlijke stoffen hoger dan 10% van de LEL (Lower Explosion Level), moet het werk onmiddellijk worden stopgezet en moet de verontreinigde zone onmiddellijk worden verlaten.
  • Ontstekingsbronnen voorkomen.
  • Brandblussers plaatsen bij het graaffront.
  • Brandwacht bij open vuur en een vlampunt lager dan de buitentemperatuur.
  • De draaicirkel van de graafmachine bepaalt de minimale afstand tot de damwandkuip (afzetting toepassen).

Individuele maatregelen
  • Overall van dicht geweven katoen voor meervoudig gebruik of wegwerp (CE categorie 3, type 4, 5 of 6), goede afsluiting en overslag, elastische afsluitingen mouwen en pijpen, geen doorsteken/zakken.
  • Werkhandschoenen afgestemd op de verontreiniging; type te kiezen in overleg met de deskundige. Bijvoorbeeld tricot handschoenen nitril gecoat, ventilerende rug, elastische manchet tenminste 7 cm, beschermingsniveau mechanische 4,2,2, (EN 388). Bij vluchtige stoffen en/of CRM-stoffen vaak handschoen van PVC , volledig gecoat, lange schacht, beschermingsniveau mechanisch 4,2,2,1 (EN 388) en chemisch 6,6,6,2 (EN 374).
  • Chemisch resistente laars, mechanische bescherming klasse S5 (EN 345). Bij voorkeur een lichte kleur.
  • Wegwerpsokken.
  • Bij schoonmaakwerkzaamheden een waterdichte (sanerings-) overall (meervoudig gebruik of wegwerp) en een gelaatscherm bij kans op spatten.
  • Veiligheidsvest / signaleringskleding (bij werk in de nabijheid van verkeer).
  • Waar nodig een reddingsvest met 'Man over boord'-systeem (zender) bij werk aan of op het water.


Arbovriendelijke hulpmiddelen
Meer informatie
   
   
 

Download gehele taak als PDF

 
 
 

< terug naar vorige pagina